Onze basisscholen gaan vanaf dit schooljaar aan de slag met ijsbergrekenen, een nieuwe aanpak om wiskunde aan te brengen bij kinderen. Wat dat juist inhoudt, komen we te weten bij Marianne Franck, directeur van GO! Leefschool Eikenkring en projecttrekker binnen onze scholengroep.
Ijsbergrekenen, de naam spreekt meteen tot de verbeelding. Het heeft vermoedelijk niets te maken met de Titanic of met expedities naar de Noordpool?
Nee, maar wel met het letterlijke concept van de ijsberg. Meestal zie je enkel het topje van de ijsberg, zoals we dat in spreekwoorden ook gebruiken. Een ijsberg zit grotendeels onder water en zo is dat ook bij leerinhouden. Niet enkel het resultaat telt (dat wat je ziet), maar alles errond en het totale begrip zijn eveneens belangrijk. Bij ijsbergrekenen gaan we de wiskundeleerstof opbouwen vanuit vier niveaus: (1) het niveau van de concrete werkelijkheid, (2) het niveau van de structuurmodellen, (3) het niveau van de schematische denkmodellen en (4) het niveau van de formele bewerkingen. Het formele niveau komt overeen met het topje van de ijsberg, de andere drie niveaus bevinden zich onder water en vormen de drijfkracht. Ijsbergrekenen zorgt voor een zo breed en zo diep mogelijk verankerde drijfkracht.
Waarom gaan onze basisscholen ermee aan de slag? Wat is het verschil met klassiek rekenonderwijs?
In het huidige rekenonderwijs wordt de stap naar het formele niveau te snel gezet. Met ijsbergrekenen geven we meer aandacht aan het concrete handelen en het begrijpen en verwoorden van deze wiskundige handelingen. Naast het verwerven van dit inzicht zetten we ook hard in op automatisatie en doen dit vaker aan de hand van rekenspelletjes. Op die manier leggen we een sterke en brede basis waarop kan voortgebouwd worden in de verdere studieloopbaan.
Welke scholen doen mee aan het project? Hoe verloopt het traject?
We rollen het project uit in drie groepen met een eigen tempo voor implementatie: een aantal scholen zijn hier al enkele jaren mee aan de slag, andere startten dit schooljaar op en nog een andere groep zal nog wat later instappen. Na enkele infomomenten op directieniveau polsten we naar het draagvlak bij de verschillende teams en dan konden we echt van start gaan. Alle collega’s krijgen nu nascholingen en worden volledig ondergedompeld in de wereld van de ijsbergmethodiek. Het programma bestaat deels uit theoretische vormingen en deels uit praktijkvoorbeelden en materialen. We werken hiervoor ook samen met een externe begeleidingspartner, De Leerstudio. Een volgende stap is de opstart van een professionele leergemeenschap (PLG) binnen onze scholengroep waarbij leerkrachten elkaar verder zullen inspireren, ervaringen delen en expertise ontwikkelen. Twee scholen volgen trouwens ook een breder veranderingstraject ijsbergrekenen binnen het GO!.
Jullie zetten sterk in op nascholingen in de eerste fase, maar hoe wordt ijsbergrekenen dan ingevoerd op school?
Elke school kan ijsbergrekenen naar eigen wens uitrollen. Meestal begint men in de kleuterklas. Sommige scholen starten eveneens in het eerste en tweede leerjaar met de tafels en breiden jaarlijks uit. We verschuiven hierbij ook een aantal leerinhouden. Zo bieden we in het tweede leerjaar enkel de tafels van 2, 5 en 10 aan. De deeltafels worden hier wel onmiddellijk aan gekoppeld. Het inzichtelijk verwerven van de tafels staat hier voorop. En dus niet het louter van buiten leren. Uiteraard zullen de kinderen de tafels op eenzelfde tempo moeten kunnen produceren, maar de weg ernaar toe is dus veel concreter. De andere tafels komen aan bod in het derde leerjaar. Een ander voorbeeld is het aanleren van de meter. Voorheen was dit volgens het leerplan leerstof voor het eerste leerjaar, nu komt dit pas in het tweede leerjaar aan bod. Kinderen van het eerste leerjaar leren namelijk tot 20, in het tweede tot 100. Zo kunnen de kinderen het inzicht dat 1 meter 100 cm is, beter begrijpen.
Maar wat verandert er dan concreet voor de kinderen in de rekenles? Wat zullen zij merken van dit nieuwe didactisch kader?
Ijsbergrekenen speelt vooral in op de manier waarop leerlingen tot leren komen en inzicht verwerven rond de materie. De impact hiervan zullen zij vooral later merken: dankzij een breder wiskundig inzicht hebben zij een stevig fundament om verder op te bouwen. In de klaspraktijk zullen de kinderen vooral ervaren dat er meer concreet wordt gewerkt en nog meer op hun eigen ritme. Ze gaan zelf meer wiskundig handelen en zullen merken dat de leerkracht langer stilstaat bij het materiaal, het structureren en het schematiseren en niet enkel op het finale resultaat. Dat de automatisering van de inhoud aan bod komt via wiskundige spelletjes levert de kinderen ook heel wat leerplezier op.
Bedankt, Marianne, voor dit verfrissend interview en nog veel ijsbergrekenplezier!
Comments